1 x 667
4 x mitrailleurkazemat (Ned)
4 x open bedding (Ned)
1 x open bedding
3 x provisiebergplaats
1 x waterbergplaats
1 x groepsonderkomen
2 x onderkomen
2 x woonbunker
1 x woonschuilplaats
2 x waarnemingspost
4 x tobruk
De Scheveningse haven was vanuit strategisch oogpunt een kwetsbare plaats en kon een hoofddoel zijn van een geallieerde invasie. Daarom werd het gebied rond de haven bebouwd met vele bunkers en versperringen. Dit gebied werd door de bezetter aangeduid als Stützpunkt XXXXIII H. In 1939 werden in het kader van de Nederlandse kustverdediging vier mitrailleurkazematten en drie open beddingen gebouwd, deze zijn door de bezetter ook in gebruik genomen. Het havengebied werd vooral door de bij Stützpunkt XXXXII MH gelegen wapenopstellingen op de Zeekant en een 667 (Kleinst-Schartenstand für 5-cm Kw.K.) aan het begin van het noorderhavenhoofd verdedigd. Een 667 in Stützpunkt XXXXIII H nabij het zuiderhavenhoofd verdedigde het gebied ten zuiden van het Afvoerkanaal. De eventueel doorgebroken vijand kon ook beschoten worden door een Tobruk bij het Zuiderhavenhoofd, door vier hergebruikte Nederlandse mitrailleurkazematten en door een Tobruk en een open bedding bij de Voorhaven. Ook konden twee hergebruikte mitrailleurkazematten, de Tobruk en de open bedding bij de Voorhaven de doorgang tussen de Voorhaven en de Binnenhaven onder vuur nemen. Op de terreinen van het Rijkswaterstaat ten noorden en ten zuiden van de doorgang tussen de Buiten- en Voorhaven lagen tevens nog een aantal bunkers, waaronder twee observatieposten en bunkers met ondersteunende functies.
Bij de verdediging van de haven behoorde tevens de versperring van de haventoegang en de versperring van de mogelijke aanlandingslocaties. Zo zouden er, ter versperring, stalen kettingen of kabels over de doorgang tussen Buiten- en Voorhaven hebben gelegen. De havenversperring was waarschijnlijk een stalen kabel van vijf centimeter dik, aan wandwerken op de zware betonnen fundering en op korte afstand van elk der beiden walkanten bevestigd aan een drijvende boeiton. Ook was deze vermoedelijk tussen de beide boeitonnen neerlaatbaar door het ontspannen van windwerk. Er lag ook een defensiedrempel in de Buitenhaven, dit was vermoedelijk een zandbank welke niet verder mocht worden gebaggerd dan tot een hoogte van 1,60 meter – NAP. In de zogenaamde mijnkamer (tegen de strandmuur bij het noorderhavenhoofd) was vermoedelijk een ontstekingsinrichting voor springladingen, die in de hoofden van de Buitenhaven zaten, geplaatst. De aanlandingslocaties waren versperd door uit beton stekende stalken balken langs de kustlijn en betonnen draketanden langs de scheepshelling en de Zwaaikom. Ook lagen er Nederlandse schepen in de havenmond die bij dreiging van een invasie tot zinken konden worden gebracht.
Volgens een kaart van 24 augustus 1944 werd het steunpunt bezet door:
4./ F.S.T, bestaande uit 1 onderofficier en 8 manschappen, met bewapening:
7./Unterführer Schule, bestaande uit 1 onderofficier en 14 manschappen, met bewapening: